Ser of estar? Het verschil uitgelegd met voorbeelden 🇪🇸

Nov 02, 2025
thumbnail ser of estar

Ser of estar? Wanneer gebruik je welke vorm? 🇪🇸

Een van de meestgestelde vragen van onze studenten: wanneer gebruik je ser en wanneer estar? 🤔 Beide betekenen namelijk ‘zijn’, maar in het Spaans hebben ze een heel andere functie. In deze blog leer je stap voor stap hoe het zit, met duidelijke uitleg, voorbeelden en een handige oefening.
Ser en estar door elkaar halen staat in onze top 10 veelgemaakte fouten bij het Spaans leren.

🎁 Gratis minicursus Spaans: leer de basis met leuke video's en oefeningen (inclusief app!).
👉 https://www.overalspaans.nl/gratiscursus

Het verschil tussen ser en estar

In het Nederlands gebruiken we gewoon zijn: ik ben moe, ik ben docent, ik ben in Valencia. Maar in het Spaans kies je tussen twee werkwoorden: ser en estar. Welke je gebruikt, hangt af van wát je precies wil zeggen. Een veelgebruikte tip is dat estar tijdelijk is en ser permanent, maar heel eerlijk... deze regel is misleidend en vaak onjuist.

 


Wanneer gebruik je ser?

Ser gebruik je voor alles wat kenmerkend is, je beschrijft wat iets is. Denk aan identiteit, beroep, relaties, afkomst of tijd. Hieronder de belangrijkste situaties:

  • Eigenschappen
    Ella es alta y simpática. – Zij is lang en aardig.
    La piedra es dura. De steen is hard.
  • Beroepen of status
    Soy profesor. – Ik ben docent.
    Somos turistas. – We zijn toeristen.
  • Tijd en datum
    Hoy es lunes. – Vandaag is het maandag.
    Son las tres. – Het is drie uur.
  • Relaties
    Ella es mi amiga. – Zij is mijn vriendin.
  • Nationaliteit of afkomst
    Somos españoles. – Wij zijn Spanjaarden.
    Mi padre es de Valencia. – Mijn vader komt uit Valencia.

In veel van deze voorbeelden zie je soms wel en soms geen persoonlijk voornaamwoord. Wil je beter begrijpen wat deze woorden betekenen en wanneer je ze gebruikt of juist kunt weglaten? Lees dan onze blog persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans. Daarin leer je precies hoe deze woorden werken in combinatie met ser, estar en andere werkwoorden.

Wanneer gebruik je estar?

Estar gebruik je voor dingen die toestanden, acties en locaties zijn: gevoelens, locaties, situaties of wat iemand aan het doen is. Je gebruikt het om te beschrijven hoe iets is.

  • Locaties
    Estoy en casa. – Ik ben thuis.
    La casa está en España. – Het huis staat in Spanje (dus ook bij permanente locatie)
  • Posities (waar is iets ten opzichte van iets anders)
    La silla está al lado de la puerta. – De stoel staat naast de deur.
  • Handelingen in uitvoering
    Estoy estudiando. – Ik ben aan het studeren.
  • Toestanden
    La puerta está abierta. – De deur is open.
    El café está frío. – De koffie is koud.
    El pez está muerto. De vis is dood. (dus ook bij permanente toestanden)
  • Emoties
    Estamos felices. – Wij zijn blij.

 

Overzicht: het verschil tussen ser en estar in het Spaans 🇪🇸

Infographic Spaans leren: verschil tussen ser en estar – uitleg met voorbeelden en vertaling – soy turista, la silla está al lado de la puerta, estoy feliz – Overal Spaans

📘 Infographic: overzicht van het verschil tussen ser en estar in het Spaans.
Inclusief voorbeelden met vertaling: soy turista (ik ben toerist), la silla está al lado de la puerta (de stoel staat naast de deur), estoy feliz (ik ben blij). 🇪🇸

Veelgemaakte fouten

🇳🇱 Nederlanders verwarren ser en estar vaak omdat we in het Nederlands maar één werkwoord hebben: “zijn”. Onthoud: ser = wat iets ís, estar = hoe iets is (nu).

Lees ook onze blogs Bien of bueno? en Wanneer gebruik je het voltooid deelwoord in het Spaans?, want met die twee onderwerpen worden ook geregeld fouten gemaakt.

Oefening: kies de juiste vorm

  1. Mi hermano ____ médico. (mijn broer is dokter)
    👉 a) es     b) está
  2. La casa ____ limpia.  (het huis is schoon)
    👉 a) es     b) está
  3. Nosotros ____ en Sevilla. (wij zijn in Sevilla)
    👉 a) somos     b) estamos
  4. Hoy ____ martes. (vandaag is dinsdag)
    👉 a) es     b) está
  5. Yo ____ cansado. (ik ben moe)
    👉 a) soy     b) estoy

    De antwoorden vind je onderaan 👇

Samenvatting

  • 🔸 Ser = vaste eigenschap, identiteit, tijd, beroep, afkomst.
  • 🔸 Estar = locatie, toestand, emotie, positie, acties.

Antwoorden oefening:

1️⃣ es
2️⃣ está
3️⃣ estamos
4️⃣ es
5️⃣ estoy

Verder oefenen?

🎁 Wil je meer oefenen? Doe mee met onze gratis minicursus Spaans – inclusief oefeningen, video's en app!

📘 Vloeiend Spaans leren spreken?

Gebruik deze blog als opstap om verder te leren met onze online cursussen. Of je nu net begint of al gevorderd bent, je leert stap voor stap vloeiend Spaans spreken met persoonlijke begeleiding van twee docenten.

✨ Of bekijk het volledige overzicht: Bekijk alle cursussen Spaans.

📘 Wil je alle grammatica-artikelen handig op één plek zien? Bezoek onze hubpagina Spaans leren, met uitleg over grammatica, uitspraak en woordenschat.

Saludos,
Lusiana y Leroy ❤️

🎥 Bekijk de video: Ser vs Estar uitgelegd

In deze les leer je het verschil tussen ser en estar in het Spaans, twee van de belangrijkste werkwoorden. We leggen uit wanneer je ser gebruikt en wanneer estar beter past.

🇪🇸 KRIJG ONZE GRATIS ONLINE CURSUS SPAANS! 🇪🇸

De leukste en beste manier om goed Spaans te leren spreken

Gratis (en heel leuk!❤️)
Videolessen, quizzen, podcasts en ebooks.
Persoonlijke hulp in onze online leeromgeving (en ja, ook gratis!)

Na aanmelden ontvang je jouw inlogcode en instructies via email.

Al meer dan 30.000 mensen doen mee, jij ook?

We zullen jouw informatie nooit verkopen, om welke reden dan ook.